15. Effect van vroegdiagnostiek op kankerstadium en kwaadaardigheid

Een kort hoofdstuk deze keer.

In hoofdstuk 11 heb ik besproken dat de ene kankersoort kwaadaardiger is dan de ander. Ik heb ook laten zien dat agressieve tumoren een korte lead-time hebben vergeleken met minder agressieve tumoren. Dat zou gevolgen moeten hebben voor de tumoren die met screening worden gevonden. In hoofdstuk 12 heb ik gezegd dat je met screening vooral minder kwaadaardige tumoren vindt. Beide hoofdstukken waren vooral theoretisch met allemaal ingewikkelde figuren. Treden de effecten die ik heb beschreven in werkelijkheid ook op? Daar gaat het deze keer over. En ook nu ontkomen we niet aan  een grafiek

Gleason vs ISUP
Figuur 1. Schematische weergave van de kwaadaardigheid van prostaatkanker volgens het Gleason systeem. Links de originele tekening van Gleason, rechts de revisie uit 2015.

Voor borstkanker zijn de Nederlandse cijfers die ik voor dit hoofdstuk nodig heb, niet zomaar beschikbaar. Daar had ik bij het vorige hoofdstuk ook al last van. Daarom gebruik ik deze keer als voorbeeld prostaatkanker. Figuur 2 laat de ontwikkelingen zien in de incidentie van prostaatkanker over de afgelopen 25 jaar.

IKNL movember prostaatkankermaand 2016
Figuur 2. Ontwikkeling in de incidentie van prostaatcarcinoom in Nederland 1989 – 2014 (bron IKNL).

Enige toelichting hierbij is op zijn plaats. De zwarte lijn zijn T1c tumoren. Dat is een vreemde categorie. Dat zijn tumoren die gevonden worden vanwege een verhoogde PSA waarde. Verder zijn ze niet te voelen bij lichamelijk onderzoek. Ook zijn ze niet zichtbaar op bijvoorbeeld een MRI scan van de prostaat. Huh, hoe worden die tumoren dan gevonden? Bij deze patiënten was het gebruikelijk om min of meer lukraak weefselstukjes (biopten) uit de prostaat af te nemen. Tot 1992 werd PSA niet of nauwelijks geprikt. Maar daarna zie je dat deze categorie alle andere categorieën ‘inhaalt’. De afname in de laatste jaren kan beteken dat de incidentie normaliseert (zie ook hoofdstuk 14). Daarnaast kan meespelen dat steeds vaker de tumoren wél zichtbaar zijn op een MRI scan. Van de andere kans zou je dan een toename van T2 en T3 tumoren verwachten.

Een verdere sterke toename is zichtbaar bij T2 tumoren. Dat zijn tumoren die beperkt zijn tot de prostaat. De toename begint al voordat PSA gangbaar werd. De T1C en T2 tumoren zijn vooral de schildpadden en konijnen uit het vorige hoofdstuk. T1a en T1b tumoren zijn tumoren die bij toeval worden gevonden bij een operatie vanwege goedaardige prostaatvergroting. Die incidentie is in al deze jaren min of meer constant.

T3 tumoren groeien buiten de prostaat, maar zijn niet uitgezaaid. Dit zijn konijnen, al zal er ook een vogel tussenzitten. T4/N+/M+ tumoren groeien door in de andere organen of zijn uitgezaaid. Dit zijn de vogels. Je ziet dat deze categorieën min of meer onveranderd zijn of zelfs licht zijn toegenomen. Bij effectief screening zou je echter verwachten dat deze categorieën zouden verminderen. Het zijn allemaal vogels, en die wil je met screening juist voorkomen.

Vergelijkbare patronen zijn zichtbaar als je de kwaadaardigheid (Gleasonscore) bekijkt. En bij andere tumoren wordt hetzelfde gevonden. Screening zorgt ervoor dat de tumoren kleiner en minder kwaadaardig zijn. Precies zoals voorspeld met de theoretische uiteenzetting.

Volgend hoofdstuk (16). hoe screening overleving verbetert (zonder dat je daar iets voor hoeft te doen).

Vorig hoofdstuk (14). Effect van vroegdiagnostiek op het aantal patiënten

Overige hoofdstukken.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s