In de vorige 2 hoofdstukken heb ik uitgelegd dat betere diagnostische testen en het aanscherpen van normen zorgen voor verrassende effecten. In deze aflevering laat ik zien dat er nog een effect is dat wel op tovenarij lijkt.

In de vorige 2 hoofdstukken heb ik uitgelegd dat betere diagnostische testen en het aanscherpen van normen zorgen voor verrassende effecten. In deze aflevering laat ik zien dat er nog een effect is dat wel op tovenarij lijkt.
Voor diverse aandoeningen wordt de grens van wat we afwijkend noemen vastgesteld door experts. In deze aflevering bespreek ik wat er gebeurt als die grens wordt aangepast. Het lijkt op wat we in hoofdstuk 4 hebben gezien. Maar er is ook een duidelijk verschil.
Dit is een lange aflevering omdat het niet lukt om alles in een paar zinnen uit te leggen. Ik leg eerst de begrippen vroegdiagnostiek, screening en bevolkingsonderzoek uit. Vervolgens komt aan bod wat vroegdiagnostiek echt betekent. Dat doe ik aan de hand van een paar voorbeelden. Geleidelijk aan wordt dan ook duidelijk aan welke eisen een ziekte moet voldoen, als je wilt gaan screenen.
Screening op kanker kent voorstanders en tegenstanders. Het lijkt allemaal zo eenvoudig. Als je een ziekte – en zeker kanker – vroeg ontdekt, zijn de kansen op genezing beter. Punt. Toch? Of toch niet? Het is helaas helemaal niet eenvoudig. Door onverwachte effecten lijkt screening altijd te werken, terwijl dat niet zo hoeft te zijn. Daarnaast kent screening ook grote nadelen. Die zijn nauwelijks bekend. Op zich zijn de achterliggende verklaringen voor dit alles vrij simpel. Maar, al met al is het best ingewikkeld. Vandaar dat ik heb besloten om in een serie blogs al deze aspecten te beschrijven. Ik hoop dat mensen daardoor meer gaan nadenken als een uitnodiging voor een screening in de bus valt.