Van de IC naar muziek: omgaan met complexe gegevens

Een medisch specialist als arts-assistent op de covid-IC (5)

Routineus kijkt de IC-verpleegkundige naar de schermen waarop continu een aantal gegevens over de beademing en circulatie van zijn patiënt worden getoond. “Ah, ik zie dat de FiO2* wel weer wat naar beneden kan”, mompelt hij, meer dan dat hij het zegt. “Hoe weet je dat zo snel?” Het is mijn eerste dag waarop ik min of meer zelfstandig voor 2 patiënten op de covid-IC zorg. Ik sta naar dezelfde schermen te kijken en ik zie dezelfde getallen en dezelfde grafieken. Toch is het voor mij helemaal niet direct duidelijk waarom de FiO2 omlaag kan. “Kijk maar eens goed”, is zijn advies. Pas nadat ik een poosje naar de betekenis en samenhang van al die getallen heb gekeken, zie ik dat het klopt. “Ja, inderdaad, je hebt gelijk.” En we draaien de FiO2 van 50 naar 45%. Daarna zegt hij: “Je had vast ook al de bloedgas** gezien, die zag er goed uit.” Ik had die uitslagen inderdaad gezien voordat ik me in mijn vermomming had gehesen om de zaal op te gaan. Maar wat die uitslagen ook al weer waren, dat wist ik niet meer.

Er lijkt weinig overeenkomst tussen de IC en een muziekstuk. Toch is die er wel. (fragment uit ballade no. 1 voor piano van Frédèric Chopin)

Ik dacht opeens aan iets anders, mijn allergrootste hobby: muziek. Ik speel orgel, piano en sinds een aantal jaar ook viool. Ik kan me niet herinneren dat ik geen noten kon lezen. Ik lees muziek zoals iemand anders de krant leest, zonder me te realiseren welke noten er eigenlijk staan. Je herkent als het ware de patronen. En dat was precies wat er hier gebeurde. De verpleegkundige was de musicus: hij wist precies hoe het met de patiënt ging doordat hij de patronen herkende. En daardoor kon hij ook heel makkelijk de bloedgaswaardes onthouden: die hadden betekenis voor hem. Het waren geen losse willekeurige getallen. Ik was daarentegen de leerling die met de blokfluit onder de arm naar zijn allereerste muziekles gaat.

Dat verklaart waarschijnlijk ook waarom ik na een dag werken op de IC veel vermoeider ben dan na een hectische dag op de polikliniek. En dat terwijl de IC diensten keurig verdeeld zijn in 3 blokken van 8 uur en het na de overdracht ook echt klaar is. Bijna niets gaat nu vanzelf. Alles is nieuw. En los van alle nieuwe indrukken, moet je steeds weer opnieuw bedenken wat iets betekent en wat de mogelijke consequenties voor de patiënt zijn daarvan zijn. Daarbij komt dat in het menselijk lichaam alles samenhangt. Als je de beademing aanpast, kan dat invloed hebben op de bloedcirculatie. Maar het omgekeerde ook, om maar een voorbeeld te noemen.

Natuurlijk staan tijdens een dag polikliniek je hersenen niet stil. Ook dan neem je continu beslissingen. Maar door de jarenlange ervaring, kun je veel makkelijker terugvallen op herkenbare patronen. En, ook als het ingewikkeld is, of nieuw, kun je op z’n minst deels terugvallen op eerdere ervaringen. Bovendien kost het interpreteren van onderzoeksresultaten veel minder moeite omdat je die ook al veel vaker hebt gezien in min of meer bekende context. Daar schuilt overigens wel een gevaar in. Je moet altijd bereid zijn het onbekende toe te laten, niet alleen maar afgaan op de bekende patronen. Want dan leer je niets meer bij.

Doordat ik nu veel meer gespitst ben op wat ik zie, hoor en voel, vang ik ook veel meer op. En ja, dat kost dus energie, veel energie. Maar het levert ook wat op. Je leert bijvoorbeeld veel sneller. Ik merk dat een aantal IC-diensten verder al die complexe gegevens al meer betekenis krijgen.

Tenslotte levert het ook de inspiratie voor deze blogs op. Ik ga dat wel proberen vast te houden: met meer verwondering naar de wereld kijken. En dat mag best wel wat energie kosten.

*FiO2: het percentage zuurstof dat de patiënt krijgt toegediend. De buitenlucht bestaat voor ±20% uit zuurstof. Een beademde patiënt heeft vaak meer nodig. Het maximum is 100% zijn (pure zuurstof).

**Bloedgas: laboratoriumbepaling waarbij in het bloed (meestal uit een slagader) het gehalte zuurstof en kooldioxide wordt gemeten, naast de zuurgraad van het bloed. De bewakingsmonitor geeft ook dit soort gegevens, maar die zijn minder betrouwbaar. Vandaar dat bij beademde patiënten regelmatig een bloedgas wordt bepaald.

Eerdere blogs in deze serie.

16 november: Uit mijn dagelijkse routine, of wat ik kan leren van de co-assistent

18 november: Twee urologen op de covid-IC: een pluim voor de hele afdeling

20 november: Scheren met hart en ziel

22 november: (inter)collegiaal

(inter)collegiaal

Een medisch specialist als arts-assistent op de covid-IC (4)

“Het gaat niet goed goed met hem.” Ik sta met de intensivist bij het bed van één van mijn patiënten en bespreek de problemen. “Er moet een echo worden gemaakt en misschien ook wel een CT-scan.” De intensivist is het met me eens. Eén van de radiologen is vandaag ook als art-assistent op de covid-IC aan het werk. Ik vraag of hij de echo wil maken en enkele minuten later is het onderzoek gedaan en heb ik de uitslag al. Eerder op de dag had één van de arts-assistenten van de IC een probleem met een blaaskatheter. Dat probleem kon ik eenvoudig oplossen zonder dat de dienstdoende uroloog in huis hoefde te komen.

Op de covid-IC komen dokters van verschillende specialismen bij elkaar. Dat heeft voordelen.

Later hebben we het er nog eens over. Het blijkt dat dit soort situaties zich nu dagelijks voordoen. Medisch specialisten en arts-assistenten van verschillende specialismen komen op de covid-IC samen. En dat blijkt heel handig: er hoeven veel minder intercollegiale consulten gedaan te worden. Normaal gesproken lees je het advies van een intercollegiaal consult in het patiëntendossier, of de consulent belt je op. Omdat je er nu met je neus bovenop staat, leer je zelf ook veel meer van. Een consult is nu vaak een stukje bed-side teaching. Daar ben ik altijd voor te porren!

Maar het gaat verder dan dat. Alhoewel al die artsen min of meer onervaren zijn op de IC, brengen ze wel iets waardevols mee: hun eigen ervaring en hun eigen expertise. Ook dat blijkt meer dan eens van waarde. Zo had één van de geriaters handige tips over het opstarten van bepaalde medicatie. Dat hadden we zelf nooit bedacht. Wat het verder prettig maakt is dat je specialisten spreekt waar je normaal gesproken niet mee te maken hebt. Ik heb in het dagelijks leven bijvoorbeeld nooit contact met een revalidatie-arts. Als je dan samen aan de koffie of aan de boterham zit en ervaringen uitwisselt, leer je elkaar beter kennen. En dat blijkt in de praktijk bijna altijd van meerwaarde. Misschien niet nu direct, maar dan wel ergens in de toekomst.

In het Spaarne Gasthuis kennen we sinds een aantal jaar het zogenaamde kieken: ‘kijken in elkaars keuken’. Van verpleegkundigen en dokters-assistentes hoor je vaak terug dat dit heel leerzaam is. Ik geloof niet dat medisch specialisten hieraan meedoen. Ik heb het in ieder geval nooit gedaan. Maar ook voor ons zou het goed zijn om bijvoorbeeld één dag per jaar met een totaal ander specialisme mee te lopen. Of om eens een dag met een verpleegkundige op de afdeling mee te lopen.

Wat je tenslotte op de covid-IC voelt is een enorm gevoel van saamhorigheid. Schotten zijn weggevallen, iedereen zit als onervaren IC-arts in hetzelfde schuitje. Terug naar de basis. Niemand kan terugvallen op dagelijkse routine. Maar dat geeft niet. Je ziet waar je het voor doet: je neemt een stukje van de werkdruk van de intensivisten over, je ontlast de verpleging en, ja, je brengt ook je eigen ervaring en expertise mee. Uiteindelijk zijn de patiënten daar beter mee af.

Eerdere blogs over mijn ervaringen op de covid-IC

16 november: Uit mijn dagelijkse routine, of wat ik kan leren van de co-assistent

18 november: Twee urologen op de covid-IC: een pluim voor de hele afdeling

20 november: Scheren met hart en ziel