Familie: belangrijke schakel op de IC

Uroloog als arts-assistent op de covid-IC van het Spaarne Gasthuis

“Wat ziet hij er goed uit!” Blij verrast kijkt de echtgenote naar haar man die met netjes bijgewerkte baard en gekamde haren in het IC bed ligt*. Voor even zijn de zorgen vergeten. Voor even ligt hij niet aan een beademingsmachine, staan er geen infuuspompen en hangen er geen monitoren naast hem. Voor even is het haar man en geen patiënt. Ik sta een stukje verder en ondanks het mondmasker, de muts en de dubbele bril zie ik, naast glimmende ogen, een brede lach op haar gezicht. Ze stoot enthousiast haar dochter aan die beduusd naar haar vader staat te kijken. “Wat vind jij?” De dochter trekt wat ongemakkelijk met haar schouders. Het is de eerste keer dat ze hem zo ziet. “Hebben jullie dat gedaan”, vraagt de echtgenote aan de buddy. “Daar hebben jullie het toch veel te druk voor? Wat lief!” “We wisten dat u zou komen”, antwoordt de buddy op een toon alsof het de normaalste zaak van de wereld is. “Zullen we een foto van jullie maken”, vraagt de verpleegkundige. Moeder en dochter gaan ieder aan een kant van het bed staan. De dochter in het begin nog ongemakkelijk. Maar na wat aanmoedigingen overwint ze haar schroom en kunnen er een paar mooie intieme plaatjes worden genomen.

*Zie eerder blog: scheren met hart en ziel

Als je aan een zorgmedewerker op een covid-afdeling of covid-IC vraagt wat het grootste verschil is met de eerste golf, krijg je steevast twee antwoorden. “We weten nu meer van het ziektebeeld, daardoor kunnen we de patiënten beter behandelen.” Maar vooral: “Er mag nu gelukkig weer bezoek komen. Dat was zo onmenselijk. Patiënten die alleen lagen te vechten. Patiënten die verlaten van alles en iedereen dood lagen te gaan. Familieleden die geen afscheid van hun dierbare konden nemen. Dat mag gewoon niet meer gebeuren.”

Er mag nu weer bezoek bij de patiënten komen. Dat is zo’n verschil met de eerste golf. Je kunt je haast niet voorstellen hoe anders dat is.

twee arts-assistenten van de covid-afdeling

Het valt mij op dat op de IC de interactie met familie anders is dan op de gewone verpleegafdeling. Dat zal deels komen door de toch wat intimiderende setting. Dat was te merken aan de reactie van de dochter in het verhaal hierboven. Haar moeder was daar al lang aan gewend. Verder zijn de patiënten natuurlijk veel zieker dan op een verpleegafdeling. Vaak is de afloop ook nog eens ongewis.Dat maakt het voor de naasten ook spannender. En daardoor is de behoefte aan informatie veel groter. Op de IC zijn de verpleegkundigen direct op de zaal aanwezig en dus makkelijk aan te spreken voor familie. En ook de dokters zijn nooit ver weg.

Lichtbundels die tijdens de eerste Coronagolf de patiënten en hun naasten, de zorgverleners (groen en blauw) en de overleden patiënten (wit) symboliseerden.

patiënt- EN familiegerichte intensive-care

Wat ook een grote rol speelt, is de beleving van zo’n IC opname. Die kan voor een patiënt totaal anders zijn dan voor de familie. Als je een paar weken lang in kunstmatige slaap aan de beademing hebt gelegen, heb je aan die periode geen of slechts weinig herinneringen. De familie kan daarentegen al die tijd tussen hoop en vrees hebben geleefd, ups en downs hebben meegemaakt en van alles hebben gevoeld en ervaren. Dat zijn ervaringen die kunnen botsen. Een aantal jaar geleden is op de IC gestart met familie- en patiëntgerichte zorg (family and patient-centered intensive care) en dat is heel duidelijk te merken. Het is wellicht de belangrijkste reden dat het contact met de familie anders is dan op een verpleegafdeling: intensiever en misschien ook wel natuurlijker. Een direct zichtbaar effect hiervan is dat bij ieder IC bed een whiteboard hangt waar de familie foto’s op kan plakken en dingen op kan schrijven: het ‘wie-ben-ik’ bord. Maar ook de verpleegkundigen en de artsen kunnen daar dingen opschrijven. En dat zijn meestal geen zakelijke mededelingen. Het is vooral bedoeld om de mens achter de patiënt te leren kennen. De patiënt kan dit bord ook zien (als hij of zij niet in slaap worden gehouden natuurlijk). Het is namelijk bevestigd aan de achterzijde van de computer die bij het voeteneinde van het bed hangt. Daarmee is die lelijke computer ook direct uit beeld.

wat is anders bij covid-patiënten?

De onzekerheid of de patiënt levend de IC verlaat, speelt bij covid nog een groter rol dan bij veel andere aandoeningen. Het is vaak een langdurig proces. De patiënten kunnen de ene dag een stuk vooruit gaan, maar een dag later weer net zo hard terug bij af zijn. Verder liggen de patiënten vaak in buikligging. Dat maakt het contact met naasten ook lastiger. Eén van mijn eerste IC diensten kwam een echtgenote bij haar man. Hij lag er al een week. Zij was zelf ook ziek geweest en kwam nu voor het eerst op bezoek. Schuifelend kwam ze de zaal op. Ze durfde nauwelijks naar haar man te kijken, die lag op zijn buik aan de beademing. De verpleegkundige pakte een stoel voor haar. Aanvankelijk ging ze meer dan een meter van het bed zitten. Pas na enig aandringen durfde ze vlak bij hem te komen zitten. Ze vertelde later dat ze bang was om iets fout te doen of hem te besmetten. Wat het op de covid-IC ook nog anders maakt, is die beschermende kleding, zowel voor het bezoek als voor het personeel. Dat schept automatisch een afstand. Een afstand die je alleen kunt overbruggen door echt contact met elkaar proberen te maken.

ook op andere afdelingen?

Ik snap dat de noodzaak om de familie meer te betrekken bij de zorg op de IC groter is dan op andere afdelingen. Toch denk ik dat makkelijker en laagdrempelig overleg met zorgverleners ook op andere afdelingen positief kan werken. En ook het meer verdiepen in de achtergrond van patiënten kan enorm helpen. Iemand is tenslotte vooral mens en – hopelijk – maar voor een klein stukje patiënt. En dan wil je toch vooral als mens gezien, benaderd en behandeld worden. Er wordt vaak gezegd: “Behandel de patiënt zoals je zelf behandeld wil worden.” Dat heb ik altijd een merkwaardige uitspraak gevonden. Jij bent toch niet die patiënt! De bedoeling is goed, maar het klopt niet. Daarom zeg ik al jaren: “Behandel de patiënt zoals deze behandeld wil worden.” Alles binnen reële grenzen, dat wel. Daarom probeer ik zo goed en zo kwaad als dat gaat de patiënten met dit uitgangspunt te benaderen. Voelt het werk op de IC daarom als een warm bad aan?

Behandel de patiënt zoals deze behandeld wil worden. (binnen reële grenzen)

eerdere covid-IC blogs

Uit mijn dagelijkse routine, of wat ik kan leren van de co-assistent.

Vorige week dinsdag deed de co-assistent met mij de poli mee. In het weekeinde daarvoor had ik mijn eerste 2 dagen zelfstandig op de covid-IC gewerkt. Ik was wel een aantal dagen ingewerkt, maar werd toen op sleeptouw genomen door één van de intensivisten. Nu was ik ineens de covid-IC zaaldokter. Beide dagen was ik druk in de weer geweest met twee patiënten. Ja, je leest het goed, twee patiënten. Een hele dag. Maandag was ik vrij, natuurlijk om bij te komen van die twee patiënten.

Alles is anders. Normaal draag ik alleen op de OK klompen

De co-assistent had zojuist een patiëntje bekeken: een jongetje van een paar maanden oud. Ze had wat dat betreft geluk. De meeste nieuwe patiënten worden nu telefonisch ‘gezien’, maar dat gaat bij kinderen niet zo goed. Die komen met hun ouders op de polikliniek. Ze had zich dan ook goed voorbereid en kwam met een goed onderbouwd kant en klaar plan terug. Nadat we samen het jongetje hadden bekeken en met de ouders het plan hadden besproken, praatten we wat verder over haar ervaringen tot nu toe. Ze vertrouwde me toe dat ze het hartstikke spannend vond. De eerste patiënt bij de urologie en dan ook nog een klein kind. “Bij elk co-schap is het weer anders,” zei ze. “Een andere afdeling met andere collega co-assistenten. Vaak in weer een ander ziekenhuis met andere mensen en andere gebruiken. En al neemt je ervaring met elk co-schap toe, je komt steeds weer als een beginneling binnen. En dat kost best wel energie.”

En plotseling was daar de herkenning. Zo had ik ook op de covid-IC gelopen. Weliswaar in mijn ‘eigen’ ziekenhuis waar ik heel veel mensen ken. Maar toch, heel onwennig; alles was nieuw en anders. Zelfs praten met de familie van de patiënten vond ik lastig. Niet het gesprek op zich, maar de inhoud. Normaal gesproken kun je daarbij varen op je ervaring met de urologische problematiek. Maar daar heb je bij covid-19 patiënten helemaal niets aan.

En toch is deze ervaring goed, daar waren we het snel over eens. Om weer eens helemaal los gerukt te worden uit je dagelijkse routine. Om niet terug te kunnen vallen op je ervaring. Om een hele dag bezig te zijn met een paar patiënten. Om over van alles en nog wat te overleggen met je supervisor. Om je druk te maken over zaken waar je je normaal niet mee hoeft bezig te houden. Je gaat met andere ogen kijken en met andere oren luisteren; veel intenser. Je zuigt alle informatie en ervaringen op. En daar word je uiteindelijk een betere dokter, en misschien ook wel een beter mens van.